“Fimbulzomer in Italie”, 6 juni 2020
Sony A7Rii, Samyang 14mm 2.8 @ f/8, 1/1250, ISO 100
In de Noorse mythologie is de Fimbulwinter de drie winters lange zomerloze periode van sneeuw, vorst en duisternis die voorafgaat aan Ragnarok, de val der goden. Die Noorse mythologie is sowieso niet echt opgewekt: het Laatse Oordeel is een picnic vergelijken met hun Godenschemer. In de kou en de duisternis maken de mensen elkaar af, daarna lopen de continenten onder, verslinden twee reusachtige wolven de zon en de maan en sproeit de gigantische Midgaardslang zijn gif over de wereld. Tot overmaat van ramp ontsnapt de kwaadaardige vuurgod Loki, die de dood van voorjaarsgod Balder op zijn geweten heeft. Hij opent de poorten van de onderwereld en de reuzen en andere monsters, die daar vanaf het begin der tijden opgesloten hebben gezeten, trekken onder Loki’s leiding op tegen de goden. Aan het eind van de strijd rest er zelfs geen puinhoop meer: de hele schepping is verdwenen. Zoals onder natuurkundigen de hypothese leeft van de “Big Crunch” als tegenvoeter van de Big Bang, zo wisten de Noren al dat alles zou eindigen in niets.
Archeologen herleiden de verhalen over de Fimbulwinter tot de duistere periode rond de zesde eeuw, toen er (ook?) een klimaatcrisis heerste. Waarschijnlijk waren vulkaanuitbarstingen de oorzaak van de mini-ijstijd, die vanaf het jaar 536 volksverhuizingen, het ineenstorten van het Romeinse rijk , misoogsten, hongersnood en massasterfte op zijn kerfstok had. In China viel in augustus sneeuw, de zon verduisterde tijdens een veldslag tussen Byzantijnse soldaten en stammen binnenvallende Vandalen, jaarringen van bomen uit die tijd duiden op minimale groei, archeologische vondsten laten vooral verval zien. Pas eeuwen later was de wereld weer een beetje op orde: de islam ontstond, er werden nieuwe burchten en steden gebouwd, men trok weer ten strijde en organiseerde invasies en kruistochten, kortom, de beschaving hernam haar loop.
En nu, vijftienhonderd jaar later, beleven we opnieuw een extreem droog voorjaar, zien we hoe overal bossen branden, zijn mensen massaal op de vlucht of worden ze vastgezet en gemarteld in kampen en gevangenissen. Maar het ergste: een virus uit een ver land maakt overal slachtoffers, dwingt ons binnen te blijven, vliegreizen en vakanties te annuleren en onze massaevenementen en demonstraties af te zeggen. Onze hele beschaving loopt gevaar. Een half miljoen doden, daar is overheen te komen, maar stel je voor dat het perpetuum mobile van produceren en consumeren stil valt. Wat als we niet langer al onze energie kunnen stoppen in het verdienen van geld om dat vervolgens weer uit te geven aan dingen waar anderen geld aan verdienen?
Gelukkig gloort er licht aan het eind van de tunnel. Straks komt er een vaccin, en zolang houden we het nog wel vol. Dus gaan we langzaam maar zeker over tot de orde van de dag. We demonstreren en vieren feestjes, houden afstand en gaan in quarantaine als dat ons uitkomt. We laten ons testen als de overheid het niet te duur vindt en kijken op ons appje of er een besmette persoon in de buurt is. Al zijn we zelf niet onsterfelijk, onze manier van leven is dat wel. Deze zomer is een beetje verloren gegaan, maar volgend jaar kunnen we weer helemaal los. Tenzij een andere catastrofe roet in het eten gooit.
De Fimbulwinter is een fabeltje. De wereld vergaat niet na drie seizoenen van sneeuw en duisternis, maar na een Fimbulzomer, die jaren duurt. Daarin wordt het steeds heter en droger, terwijl iedereen nog gauw de laatste restjes uit de pan, die wereld heet probeert te schrapen. Het enige lichtpuntje van die Fimbulzomer is dat er aan het eind nog wel een wereld is. En misschien een paar overlevers, om opnieuw te beginnen.