Koolmees (parus major) aan een notennetje bij Redu (Belgische Ardennen).
Foto 6 feb. 2002, Sony Cybershot DSC707, 1/125s, f/2.4, ISO 100.
In één van de talloze natuurprogramma’s die onze tv rijk is, werd laatst ingegaan op het karakter van de koolmees. Nu is het natuurlijk puur toeval dat we in het kabinet een minister van die naam hebben, maar de observaties in dat programma stuurden de gedachten ongewild toch een meer maatschappelijk-politieke richting op.
Koolmezen zijn – net als mensen – behept met een karakter, en de ene koolmees is de andere niet. Er is een categorie die wat schuchter en terughoudend is, en vooral op zijn hoede is voor rovers. Ze worden minder snel opgegeten, maar overlijden eerder aan stress. De tweede categorie is een stuk assertiever. Ze lopen meer risico om opgevreten te worden, maar stress is ze vreemd. Voor hen is de drukke stad, met zijn geringe aantal natuurlijke vijanden en zijn overvloed aan buitenkansjes, een ideale leefomgeving. Waar de koolmees op het platteland het moet hebben van oppassen en nijver foerageren, zo gedijt de koolmees in de stad het best met lef en een grote bek.
Darwin had daar een boeiende notitie over kunnen maken. Want de koolmees laat zien hoe een veranderend biotoop geleidelijk een nieuwe soort schept. Het platteland verstedelijkt, de verscheidenheid van voedsel en vijanden maakt meer en meer plaats voor de eentonigheid van veiligheid en overvloed. Tegelijkertijd leggen koolmezen met een schuchterder natuur het meer en meer af tegen hun brutalere soortgenoten. En na een aantal generaties – in koolmeestermen enkele decennia – is er een nieuwe ondersoort koolmezen ontstaan.
In de kunsten wetenschappen zien we eenzelfde evolutieproces. Hele cohorten adviseurs en managers eigenen zich een steeds groter deel van het culturele en maatschappelijke territorium toe. Deze “professionals” ontlenen hun bestaansrecht vooral aan het gekwetter en getwitter van de uitdelers van subsidies, posities en andere emolumenten. Zoals de brutale koolmees liever aanschuift aan een goedgevulde cafetafel met restjes dan nijver naar larven en zaden te gaan zoeken, zo produceert deze maatschappelijke ondersoort geen kunstwerken of onderzoeken, maar “beleidsdocumenten die de weg daarvoor vrij moeten maken”.
Daarbij is geen spake van boos opzet of kwade trouw: het is gewoon een kwestie van “survival of the fittest”. De brutale koolmees zal waarschijnlijk stijf en strak volhouden dat de essentie van het bestaan nijver foerageren is en voortdurend op je hoede zijn, ondanks het luxe leventje dat hij leidt. Evenzo zal de wetenschapper, kunstenaar of politicus die alleen nog beleidsadviezen afscheidt volhouden dat het in het door zijn advies getroffen vakgebied draait om talent, gedrevenheid en idealen. Waarschijnlijk heeft hij of zij niet eens in de gaten hoe groot de aangerichte schade is voor de noest doorploeterende kunstenaars, wetenschappers, idealisten. Het biotoop bepaalt wie de meest geschikte overlevers zijn, de overlevers zelf valt niets te verwijten.
Net als de brutale koolmezen volgen de leden van de beleidsbepalende kaste de beste overlevingsstrategie in hun biotoop, al zou “sociotoop” misschien een beter woord zijn. Als voedsel en veiligheid eenmaal zijn gewaarborgd blijft er bij ons mensen nog genoeg om te wedijveren over. Gesprekken, nieuws, reclame, amusement, ons hele bestaan is doortrokken van het belang dat wij hechten aan het aanzien van onze soortgenoten. Kruimels van tafel snaaien, een andere koolmees verdringen of luid scheldend op een vensterbank zitten zijn net zo goed uitingen van de “struggle for survival” als de beleidsplannen en adviezen die hele maatschappelijke sectoren ontwrichten. En de kaalslag op allerlei maatschappelijk gebied is gewoon een milieueffect – niet erger dan de invasie van exotische planten en dieren die onze autochtone fauna en flora verdringen. “Collateral damage” heet dat in beleidsmakerstaal.
Natuur heeft geen boodschap aan intrinsieke waarde of waardigheid, maar vestigt zich en verdringt waar het biotoop het toestaat. Wat zouden we beleidsadviseurs en -makers dan voor verwijten kunnen maken? Zij profiteren simpelweg van de gunstige omstandigheden, met als resultaat een constant wassende stroom van beleidsplannen, adviezen nota’s, commissies en organen. De vertegenwoordigers van de nieuwe ondersoort doen hun best, en zowel het applaus van de principalen als het steeds nadrukkelijker stempel dat zij op allerlei maatschappelijke terreinen drukken bewijst dat ze het tij mee hebben. We leven in een democratie en dit sociotoop hebben we “met zijn allen gewild”. In de natuur en in het bestuur heeft degene die het langst overeind blijft de toekomst.